Het principe van kleding in verschillende laagjes dragen heeft alles met thermoregulatie te maken. Elke laag kan dan een specifieke taak vervullen. Een vochtregulerende functie, een isolerende functie en een vuil- en waterafstotende functie. Een regenjas is als derde laag prima om water buiten te houden. De isolerende en vochtregulerende functie is echter vaak beroerd. Zeker als je ook nog eens warmte en vocht produceert door bijvoorbeeld tegen de wind in te fietsen.
Wat zijn nu de onderdelen van een lichaam die “thermisch gezien” relevant zijn bij het ontwerpen van een trui?
- Handen zijn belangrijk, hier zitten veel sensors. Handen koelen snel af (weinig massa, veel bloedvaten) en via je handen kun je ook overtollige warmte afvoeren. Extra lange mouwen
- Nek en hals zijn belangrijk. Hier liggen de bloedvaten ook vrij dicht aan de oppervlakte, dus de mogelijkheid om warmte af te voeren, maar ook een gebied die je graag bedekt als het koud is. Dat kan met een lange baard, een sjaal, een kol al dan niet open te ritsen.
- Oksels, dé plek om vocht te verdampen en zo overtollige warmte af te voeren. Je hoort zelden iemand klagen over “koude oksels”. Een arm die langs een lichaam hangt is “vel op vel”, dit is thermisch gezien meestal in balans.
- Je voeten, koude voeten zijn een soort warmtelek. Het klinkt misschien wat vreemd, maar zonder koude voeten zit ook je trui lekkerder.
- Je hoofd, hetzelfde geldt eigenlijk voor je hoofd, inclusief oren en neus, typisch plekken waar je het snel koud ervaart.
- Schouders. Bij veel dieren, met name die een winterslaap houden, zit er ergens tussen de schouderbladen het zogenaamde “bruine vet” . Dit is een vetsoort die ze rechtstreeks in warmte kunnen omzetten. Een soort minikachel. Bij mensen produceert vooral de lever warmte, maar ook mensen hebben dit bruine vet. Over de precieze werking is nog niet heel veel bekend.
Het kan nooit kwaad om de materialen die wilt gaan gebruiken voor de trui eens onder de microscoop te leggen. Daarvan kun je een aardige indruk krijgen van de specifieke eigenschappen. Bij dierenvachten is de dikte van de haren en het aantal haren per vierkante centimeter bepalend voor de isolerende en vochtregulerende eigenschappen. Ook met infrarood kun je verschillende materialen vergelijken op isolatiewaarde. Gewoon zelf ervaren kan uiteraard ook. Je linkerarm in de ene trui, en je rechter arm in de andere en kijken of je verschil voelt.
In slaap komen met koude voeten is erg lastig, je thermostaat is dan nog volop aan het regelen. Lekker slapen onder een dekbed is dan ook bij uitstek een situatie van “thermisch evenwicht” .
Als er één begrip subjectief is, dan is het wel “comfort”. Alleen “warm” is nog niet comfortabel. Het is juist het verschil in omgevingstemperaturen waardoor je extra comfort ervaart. Vanaf de koude markt een warme kroeg in. Uit een frisse slaapkamer is een net gestreken T-shirt, heerlijk warm.
Realiseer je dat het thermoregulatiesysteem een zeer persoonlijk systeem is. Er is een enorm verschil tussen individuen, mannen en vrouwen, jong en oud, ziek en gezond, mager of mollig. De comfortzone van twee personen kan makkelijk 10-20 graden verschillen. Realiseer je ook dat het een dynamisch systeem is. Zeker in de dierenwereld is thermoregulatie één grote aaneenschakeling van aanpassingen in vorm, kleur en materiaaleigenschappen. Dat pleit voor dynamische ontwerpen. Dus dé ideale trui voor iedereen bestaat niet. Dat de kamerthermostaat een paar graden omlaag kan is mooi meegenomen, maar dat is hopelijk na deze korte introductie thermoregulatie niet de enige reden om een cool ontwerp voor deze ontwerpwedstrijd te ontwerpen. Meer informatie op www.thermoregulatie.nl (auteur: Arno Vlooswijk)